Geschiedenis 1973 - 1986

Terlouw en Van Mierlo op het D66-congres van 6 november 1976.
Terlouw en Van Mierlo op het D66-congres van 6 november 1976.

Hans van Mierlo stapte in 1973 als partijleider op, maar keerde in 1985 in die hoedanigheid terug. In de tussentijd kende D66 een grillig bestaan. Bijna ter ziele, leefde de partij geleid door Jan Terlouw op wonderbaarlijke wijze weer op: kiezers en leden stroomden toe. Door deelname aan het tweede en derde kabinet-Van Agt (1981-1982) viel D66 echter opnieuw flink terug. Terlouw vertrok in 1982 als partijleider en werd opgevolgd door Maarten Engwirda.

De in september 1973 als Tweede Kamerfractievoorzitter aangetreden Terlouw verlegde de koers van zijn voorganger Van Mierlo behoorlijk. Zo beschouwde hij D66 niet langer als een tijdelijke beweging maar als een gevestigde politieke partij – de ‘ontploffingsstrategie’ dankte hij af. Ook was Terlouw geen uitgesproken voorstander van D66-deelname aan het kabinet-Den Uyl en veel minder georiënteerd op de PvdA. Daarnaast schuwde hij evenmin ideologische aanduidingen; hij zag D66 als ‘een redelijke, analytische, ondogmatisch progressief-liberale partij’. Verder legde Terlouw minder nadruk op staatkundige vernieuwing en meer op maatschappelijke problemen als het milieu.

Bij het aantreden van Terlouw verkeerde D66 in crisis. De Provinciale Staten- en gemeenteraadsverkiezingen in maart en mei 1974 verliepen desastreus. Er waren interne strubbelingen over de Progressieve Volkspartij, de partijorganisatie functioneerde gebrekkig, het ledenverloop was groot, de financiën rampzalig: de partij was op sterven na dood. Het partijcongres van 21 september 1974 besloot tot opheffing, maar aangezien de statutair vereiste tweederde meerderheid ontbrak, bleef D66 bestaan.

D66 kwam er weer bovenop dankzij ex-staatssecretaris van Justitie Jan Glastra van Loon. Terlouw wilde aanvankelijk geen lijsttrekker worden voor de Tweede Kamerverkiezingen van 25 mei 1977, maar stelde zich toch kandidaat nadat de partij 66.666 steunbetuigingen had verzameld en 1666 nieuwe leden had gewonnen. Met de leus ‘Het redelijk alternatief’ (voor de christen- en sociaaldemocratie en het liberalisme) behaalde D66 acht Kamerzetels. Na vier jaar oppositie tegen het eerste kabinet-Van Agt was Terlouw bij de Tweede Kamerverkiezingen van 25 mei 1981 opnieuw lijsttrekker. Dit keer behaalde de ‘ideale schoonzoon’ (een beeld dat hijzelf mede cultiveerde) met zijn partij zeventien Kamerzetels. Na deze historische uitslag trad D66 met CDA en PvdA toe tot het tweede kabinet-Van Agt, waarin Terlouw vicepremier en minister van Economische Zaken werd en Van Mierlo minister van Defensie. Door toedoen van de PvdA viel dit ‘vechtkabinet’ binnen negen maanden. D66 regeerde kortstondig verder met het CDA in het derde kabinet-Van Agt, wat Terlouw op veel kritiek kwam te staan. Niettemin werd hij weer lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen van 8 september 1982. D66 verloor elf van haar zeventien zetels, waarna Terlouw de landelijke politiek verliet. Over die periode publiceerde hij zijn politieke dagboek onder de titel Naar zeventien zetels en terug.

Terlouw werd als politiek leider opgevolgd door Engwirda, die vlak daarvoor het voorzitterschap van de Tweede Kamerfractie had overgenomen van Laurens Jan Brinkhorst. Hij wilde meer het accent leggen op sociaaleconomische vraagstukken. Onder de zwaar bekritiseerde Engwirda bleef electoraal herstel uit, waardoor D66 in de tweede crisis in haar bestaan belandde. Van Mierlo bood een uitweg door zich in 1985 weer te kandideren voor het lijsttrekkerschap.

 

Terlouw en campagneleider Bakker openen een postzak met steunbetuigingen in 1977.
Terlouw en campagneleider Bakker openen een postzak met steunbetuigingen in 1977.
Terlouw krijgt een taart met 17 kaarsjes na de verkiezingsoverwinning in 1981, waarbij D66 17 zetels behaalde.
Terlouw krijgt een taart met 17 kaarsjes na de verkiezingsoverwinning in 1981, waarbij D66 17 zetels behaalde.