Hans van Mierlo

Van Mierlo tijdens de kabinetsformatie in februari 1967.
Van Mierlo tijdens de kabinetsformatie in februari 1967.

Hans van Mierlo (1931-2010) studeerde Nederlands recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn studie werd Van Mierlo journalist voor het Algemeen Handelsblad, waar hij Hans Gruijters leerde kennen. Met anderen schreef hij aan het Appèl aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie, dat de basis vormde voor de oprichting van Democraten 66. Aan de radicaal-democratische ideeën in dat pamflet zou hij altijd blijven vasthouden.

Kort na de oprichting van D66 werd Van Mierlo lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967. Hierna werd hij fractievoorzitter en het gezicht van de nog jonge partij. Begin jaren zeventig zocht Van Mierlo samenwerking met de PvdA en de Politieke Partij Radicalen (PPR). Gedrieën vormden zij de ruggengraat van het kabinet-Den Uyl. Na een serie teleurstellende verkiezingsuitslagen en het mislukken van de door hem nagestreefde Progressieve Volkspartij (PVP), droeg Van Mierlo het partijleiderschap over aan Jan Terlouw. Van Mierlo botste over de mate van onafhankelijkheid van D66 met zijn fractie, die juist meer afstand tot de PvdA wilde houden.

Tot 1977 bleef Van Mierlo aan als lid van de Tweede Kamer. Na een onderbreking van vier jaar trad hij als minister van Defensie toe tot het tweede kabinet-Van Agt van CDA, PvdA en D66. Deze regering viel binnen een jaar, waarna hij de daaropvolgende vier jaren zitting nam in de Eerste Kamer.

In 1985 keerde Van Mierlo terug als partijleider. Op 15 juni in dat jaar hield hij een toespraak over de ‘reden van bestaan’ van D66, dat toen in een diep dal verkeerde. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 21 mei 1986 maakte Van Mierlo ook zijn comeback als lijsttrekker. Onder zijn leiding profileerde de partij zich weer op oorspronkelijke thema’s als democratisering en staatsrechtelijke vernieuwing. Daar kwam ook de wens bij om een regering te vormen zonder het CDA. Zowel qua ledenaantal als electoraal vormde de terugkeer van Van Mierlo het begin van een succesvolle periode. Het grootste succes behaalde de partij met maar liefst 24 zetels bij de Tweede Kamerverkiezingen van 3 mei 1994. Dit kwam mede door de sterke optredens van de charismatische D66-leider in Kamerdebatten en tijdens de verkiezingscampagne. Door de overwinning en de volhardendheid van Van Mierlo die elke andere coalitie uitsloot, werd de door D66 gedroomde ‘paarse’ coalitie met PvdA en VVD werkelijkheid.

In het eerste paarse kabinet onder leiding van PvdA-voorman Wim Kok werd Van Mierlo vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken. Zijn ministerschap kenmerkte zich door een aantal zware dossiers, waarbij ‘Srebrenica’ het meeste gewicht in de schaal zou leggen. In 1998 zei hij de actieve landelijke politiek vaarwel. Kort na zijn afscheid werd hij benoemd tot minister van Staat.

Van Mierlo bleef vanaf de zijlijn betrokken bij de politiek en ‘zijn’ D66, waarvan hij tot erelid werd benoemd. Na de teleurstellende deelname aan het tweede kabinet-Balkenende in 2006, verkondigde hij dat de partij maar beter opgeheven kon worden. Verder bleef Van Mierlo gevraagd en ongevraagd pleiten voor staatsrechtelijke vernieuwing. Ook deed hij een oproep om een onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid in de Irak-oorlog. Van Mierlo overleed in 2010.

Van Mierlo tijdens de verkiezingscampagne in april 1971
Van Mierlo tijdens de verkiezingscampagne in april 1971.
Van Mierlo met zijn opvolger Terlouw op het D66-congres in Utrecht, 6 november 1976
Van Mierlo met zijn opvolger Terlouw op het D66-congres in Utrecht, 6 november 1976.