1966 - 1973

Geschiedenis

Gedurende de eerste zeven jaar na de oprichting was Hans van Mierlo partijleider en het beeld­bepalende gezicht van D66. Aanvankelijk leek medepartij-oprichter Hans Gruijters de aangewezen persoon om lijsttrekker te worden voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967, maar hij gaf niet thuis. Van Mierlo werd vervolgens op het op ‘derde kerstdag’ 1966 voortgezette partijcongres door de leden als eerste kandidaat gekozen. Ook bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1971 en 1972 voerde hij de kandidaten­lijst aan.

Verkiezingen en regering

In electoraal opzicht is de geschiedenis van D66 er één van golfbewegingen – zo ook in haar eerste jaren. Sinds haar oprichting heeft de partij een in omvang sterk wisselende kiezersaanhang. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967 haalden de Democraten vanuit het niets 4,5 procent van de stemmen. Vier jaar later, bij de  Tweede Kamerverkiezingen van 28 april 1971, kwam D66 uit op 6,8 procent. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 29 november 1972 zakte de partij weer terug naar 4,2 procent.

Programma's

Voor de oprichters van D66 hadden de negentiende-eeuwse politieke ideologieën van de verschillende zuilen – confessionalisme, liberalisme en socialisme – afgedaan. De problemen verlangden eigentijdse oplossingen en een vaststaande ideologie zou het denken daarover alleen maar belemmeren. Van een beginselprogramma moest de partij dan ook lange tijd niets weten. Vanwege deze ‘pragmatische’ benadering werd D66 wel verweten opportunistisch te zijn. De verkiezingsprogramma’s van 1967 en 1971 kenmerkten zich vooral door nuchtere analyse van de tijd – zonder duidelijke ideologische signatuur en met een duidelijke hervormingsgezindheid.

Organisatie

De radicale democratisering van het politieke bestel die D66 nastreefde, gold ook voor de partij zelf. De interne structuur van D66 kreeg na de oprich­ting in 1966 een principieel andere opzet dan die van de Nederlandse politieke partijen. Het standaardpartijmodel was destijds gebaseerd op de grondslag van indirecte vertegenwoordiging, met een centrale positie voor een partijcongres bestaande uit afdelingsafgevaardigden. D66 daarentegen koos voor het beginsel van ‘one person, one vote’ – tegenwoordig zou men spreken van one member, one vote. Op de algemene ledenvergadering – het hoogste besluitvormende orgaan – hadden alle leden spreek- en stemrecht (zowel op landelijk, regionaal als op lokaal niveau). Daarmee hadden zij formeel rechtstreekse invloed op de gang van zaken binnen de partij, zoals bij de vaststelling van het verkiezingsprogramma en de verkiezing van de lijsttrekker en de leden van het dagelijks en hoofdbestuur.

Europa

Vanaf het prille begin is D66 uitgesproken voorstander geweest van Europese integratie. In haar programma voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 sprak de partij uit dat ‘een nieuw federaal Europa gebaseerd [dient] te zijn op dezelfde beginselen van democratie, vrijheidsrechten en openheid D’66 nastreeft voor de Nederlandse samenleving’. De bevoegdheden van de Europese Commissie en het Europees Parlement moesten worden uitgebreid. Ook diende het Europees Parlement rechtstreeks te worden verkozen.