Programma's 1966 - 1973

Voor de oprichters van D66 hadden de negentiende-eeuwse politieke ideologieën van de verschillende zuilen – confessionalisme, liberalisme en socialisme – afgedaan. De problemen verlangden eigentijdse oplossingen en een vaststaande ideologie zou het denken daarover alleen maar belemmeren. Van een beginselprogramma moest de partij dan ook lange tijd niets weten. Vanwege deze ‘pragmatische’ benadering werd D66 wel verweten opportunistisch te zijn. De verkiezingsprogramma’s van 1967 en 1971 kenmerkten zich vooral door nuchtere analyse van de tijd – zonder duidelijke ideologische signatuur en met een duidelijke hervormingsgezindheid.

Op het partijcongres in december 1966 werd een ‘politiek program’ vastgesteld, dat was gebaseerd op het Appèl aan iedere Nederlander die zich zorgen maakt over de ernstige devaluatie van onze democratie. Dit politiek program kan worden gezien als het verkiezingsprogramma van D66 voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967. De pragmatische D66’ers wilden het politiek programma regelmatig aanpassen om ‘het ontstaan van nieuwe noden en vraagstukken tijdig te signaleren.’ In de jaren daarna  verschenen nog verschillende herziene versies van het politiek program. In de eerste versie herhaalde D66 de zorgen uit het Appèl over de tanende invloed van de kiezer, het ontbreken van een band tussen kiezer en gekozene, en de toenemende macht van de partijbesturen. Verder had het programma veel aandacht voor (de uitbreiding van) grondwettelijke vrijheidsrechten, wat VVD-leider Pieter Oud ertoe bewoog D66 een liberale partij te noemen. Andere belangrijke punten waren internationale samenwerking en Europese integratie, een rechtvaardig economisch beleid (het tegengaan van vermogensongelijkheid) en een actief onderwijsbeleid. Rode draad was de democratisering van de samenleving op allerlei terrein.D66 affiche uit 1972

Uit onvrede over het gebrek aan identiteit van D66 besloot het partijcongres in december 1969 een ‘beleidsplan’ op te stellen dat het politiek programma concreet zou uitwerken. Het eerste beleidsplan kwam voor de Tweede Kamerverkiezingen van 28 april 1971 uit. Ook verscheen nog een herziene druk van het politiek program, maar omdat het achter zou lopen op het beleidsplan werd daarmee gestopt. Staatkundige vernieuwing kreeg in het beleidsplan weer de nodige aandacht. Daarnaast legde D66 de nadruk op thema's rondom milieu, kernbe­wapening en de armoede in de Derde Wereld. Het beleidsplan klonk weinig opbeurend – de geest van de ‘vrolijke’ jaren zestig had plaats gemaakt voor de meer bezorgde maatschappijvisie van de  jaren zeventig. Het  opende met scepsis over technologie en grote zorgen over de vervuiling van het milieu. Pas daarna volgden de bekende voorstellen voor een open, democratische samenleving.

Keerpunt '72, het gemeenschappelijke programma van de PvdA, D66 en de Politieke Partij Radikalen (PPR) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 29 november 1972, had een vergelijkbaar pessimistisch karakter. Naast een pleidooi voor een grotere gelijkheid viel de ruime aandacht voor het milieu op – ook het D66-verkiezingsaffiche getuigde daarvan. In het eerder in 1972 gepubliceerde rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome stonden de funeste gevolgen van economische en industriële groei en de toenemende milieuvervuiling centraal. D66-leider Hans van Mierlo sprak over de noodzaak van het vinden van een ‘ander mensbeeld’ en ‘een nieuw maatschappijmodel’ om toe te werken naar een kringloopeconomie. Die aandacht voor het milieu zou D66 in latere verkiezingsprogramma’s blijven vasthouden.

Foto van Hans van Mierlo tijdens het congres in december 1969
Toespraak van Van Mierlo op het congres in Amsterdam in december 1969.
Campagnekaartje uit 1972
'Zomaar een greep uit ons programma', campagnekaartje uit 1972.