Geschiedenis 1966

Op 15 september 1966 presenteerde het zogeheten initiatiefcomité D'66, bestaande uit 37 personen, in het Haagse perscentrum Nieuwspoort zijn Appèl aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie. ‘Zeer geachte medeburger’, zo luidde de aanhef, ‘dit appèl wordt tot u gericht door een groep landgenoten… Wij zijn van mening dat ons staatsbestel bedroevend functioneert.’ Het Appèl was het resultaat van een aantal bijeenkomsten van het comité in het voorjaar en de zomer van 1966 in Amsterdam – de stad die halverwege de tumultueuze jaren zestig het toneel was van de protesten van de anarchistische protestbeweging Provo. Veel jongeren ervaarden de verzuilde maatschappij, het verouderde politieke bestel en de geringe mogelijkheden tot individuele zelfontplooiing als ouderwets en beklemmend. Democratisering van politiek, bestuur en samenleving kon naar hun overtuiging Nederland vernieuwen – en daarover ging het Appèl. Om de parlementaire democratie te vitaliseren moest de burger meer invloed krijgen: door de rechtstreekse verkiezing van de minister-president en de verkiezing van de Tweede Kamer op basis van een districtenstelsel.

Aan de basis van het initiatiefcomité stonden Parool-journalist Erik Visser en politico­loog Peter Baehr. Beiden hadden kritiek op het functioneren van de Nederlandse democratie en overwogen een hervormingsgezinde partij op te richten. Toen in maart 1966 het Amsterdamse gemeenteraadslid Hans Gruijters zijn partij de VVD verliet – na kritiek op zijn afwezigheid bij de receptie ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Beatrix en Claus – benaderde het duo hem om van gedachten te wisselen. Kort daarna voegden een aantal anderen zich bij het gezelschap, onder wie journalist van het Algemeen Handelsblad Hans van Mierlo. Inspiratie voor de democratiseringsagenda deed de groep onder meer op in het werk van rechtsfilosoof Jan Glastra van Loon, die in 1964 in een artikel in het Nederlands Juristenblad al voorstellen voor democratische vernieuwing had gepubliceerd.

Het Appèl sloeg aan: zo’n 12.000 exemplaren werden via de boekhandel verkocht (prijs: één gulden). Het door Van Mierlo voorgezeten initiatiefcomité had aangekondigd dat bij voldoende steunbetuigingen een nieuwe politieke partij zou worden opgericht met als naam ‘Democra­ten ‘66’. Van de aan het Appèl gehechte adhesiekaarten werden er 2500 geretourneerd, wat voor de initiatiefnemers genoeg was om op 14 oktober 1966 D‘66 (vanaf 1985 D66 genoemd, de schrijfwijze die hier wordt gehanteerd) op te richten. Nog geen 24 uur eerder vond de Nacht van Schmelzer plaats, waarin na een motie van de fractie­voorzitter van de Katholieke Volkspartij (KVP) Norbert Schmelzer het kabinet-Cals opstapte.

De media waren D66 gunstig gezind. Het Algemeen Handelsblad achtte de ideeën van de nieuw­komer het overdenken waard. De Telegraaf dacht dat de partij 'een positieve bijdrage tot de inderdaad dringende noodzakelijke vernieuwing van onze democratie’ zou kunnen hebben. Bedenkingen daarentegen toonde Ferry Hoogendijk van Elseviers Weekblad, die meende dat D66 het risico liep ‘een Boerenpartij voor intellectuelen te worden’.

Bij de Nederlandse kiezer deed D66 het goed. De zeven zetels die de nieuwkomer behaalde bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967 betekende voor die tijd een politieke aardverschuiving. De opmerkelijke uitslag bereikte zelfs de voorpagina van de internationale editie van The New York Times.

Van Mierlo spreekt het eerste congres van D66 toe op 17 december 1966.
Van Mierlo spreekt het eerste congres van D66 toe op 17 december 1966.
De initiatiefnemers van D66 in 1966.
De initiatiefnemers van D66 in 1966.